Geohydroloog Jan van Lopik promoveerde aan de Universiteit van Utrecht op een onderzoek naar het functioneren van retourbemalingssystemen met de FHVI-techniek. Vier jaar lang zocht hij naar een wetenschappelijke onderbouwing waarom deze techniek zoveel water kan verwerken ondanks het gebruik van een kleine filterlengte. Zijn conclusie: kennis van de bodem is de sleutel tot succes en daarvoor is enkel modelleren achter de computer niet genoeg. Je moet ook het veld in om de bodem goed in kaart te brengen.
“Wanneer je in Nederland iets bouwt en je moet daarvoor graven, dan kom je gegarandeerd een keer bij grondwater uit. En dat betekent dat er water weggepompt moet worden. Bemalen noemen we dat”, steekt Van Lopik van wal. “Met retourputten pompen we dit bemalingswater terug de bodem in. Conventionele retourputten infiltreren dit water over bijna de gehele lengte van de infiltratiebuis. Hierdoor vloeit een deel van het afgevoerde water echter ook weer terug naar de plek waar je aan het bemalen bent. Je bent dus water onnodig aan het rondpompen.”
Onderzoek naar efficiënter gebruik retourbemalingen
In zijn proefschrift onderzocht Van Lopik hoe je deze retourbemalingssystemen efficiënter kunt inrichten door gebruik te maken van de FHVI-techniek. Retourputten met de FHVI-techniek hebben namelijk alleen een infiltratiedeel aan het uiteinde van de put. Daardoor wordt het water veel dieper in de grond geïnfiltreerd en is er van onnodig rondpompen minder sprake. “Je zou verwachten dat er heel weinig water kan worden geïnfiltreerd met deze putten omdat het infiltratiefilter veel kleiner is dan bij conventionele putten, maar toch is dat niet zo. Ik heb onderzocht waarom dat zo is.”
Van Lopik paste tijdens zijn promotieonderzoek veel technieken toe, variërend van experimenteel veldwerk en labwerk tot numerieke analyses. Zo heeft hij in Duitsland de werking van een conventionele put en een put met FHVI-techniek vergeleken. Daarnaast heeft hij verwarmd water en water met een zoutoplossing geïnfiltreerd op een testlocatie van de Utrechtse Universiteit. Rondom de put waren sensoren aangebracht die het zoutgehalte en de temperatuur van het water konden meten. Zo was te monitoren hoe het water zich tijdens de infiltratie verplaatste in de bodem.
Kijken naar de bodem essentieel voor effectiviteit retourbemalingsysteem
Het proefschrift van Van Lopik wijst uit dat putten met de FHVI-techniek het meest effectief zijn als er goed wordt gekeken in welk bodemlaag het water wordt afgevoerd. In een zandpakket in de bodem kan er gemakkelijk water geïnfiltreerd worden. Echter, binnen dit zandpakket zijn er differentiaties: in de ene bodemlaag kan meer water geïnfiltreerd worden dan in de andere. Kennis over de bodem is dus onontbeerlijk om een effectief retourbemalingssysteem aan te leggen. “Ga hierbij niet alleen blind uit van de data in de computer waarbij er alleen naar het gehele zandpakket wordt gekeken”, waarschuwt Van Lopik. “Voor een optimaal resultaat is het essentieel dat je ter plekke meekijkt met de boormeester op welke plek je veel water kwijt kan in de bodem.”